Schrijf een functie die een list accepteert als argument. Deze functie moet checken of de list leeg is.
Schrijf een functie die een list accepteert als argument. Deze functie moet de items in een list bij elkaar optellen.
Schrijf een functie die een list accepteert als argument. Deze functie moet het product van de items printen.
Maak een variabele listie aan en sla hier een empty list in op. Maak vervolgens een functie. Deze functie moet een for-loop bevatten en deze for-loop moet gemaakt worden met een range(100). Tijdens iedere iteratie moet het getal aan listie toegevoegd worden.
Gebruik listie uit opgave 4 voor deze opdracht. Schrijf een functie die een list accepteert als argument. Bovenin de functie moet je ervoor zorgen dat de items in de list ge-shuffeld worden. Zorg dat je een nieuwe variabele maakt die de geshuffelde list bevat.
Schrijf vervolgens een for-loop die de items in de list looped. Alle getallen die groter zijn dan 50 moeten uit de list verwijderd worden.
Na de for-loop moet je je list printen (zonder getallen boven de 50).