Variabelen 1
Een variabele in een programmeertaal wordt gebruikt om een waarde op te slaan die later kan worden gebruikt of gewijzigd. Het is een soort container (of doosje) waarin je gegevens kan opslaan, zoals een getal, een tekst, of een object.
Stel je wilt de computer laten onthouden dat de jouw naam Bob is en dat jij 35 jaar oud bent. Dan kun je twee variabelen maken, name en age, in de variabele name stop je dan de waarde Bob en in de variabele age stop je dan de waarde 35.
De naam (name en age) kan je in je code zelf kiezen.
In LUA
name="Max Bisschop"
age=35
Als je deze code uitvoert dan gebeurt er niets. Dat komt omdat er geen output is. Je drukt niets af zoals in de vorige opdrachten.
Opdracht
Bedenk twee eigen variabele en geef die een waarde.
Druk vervolgens de twee variabelen af.
Inleveren
Screenshot van je gehele browser met de opdracht.